Geen pensioenplafond bij transitievergoeding

Anders dan bij de Kantonrechtersformule geldt volgens de Hoge Raad geen pensioenplafond bij de transitievergoeding. 

In het pre-WWZ-tijdperk (dus vóór 1 juli 2015) werd de ontbindingsvergoeding berekend volgens de zogenaamde Kantonrechtersformule. Deze formule voorzag in de situatie dat een werknemer kort voor zijn pensioen ontslagen werd en wel in die zin dat de ontbindingsvergoeding dan niet hoger was dan de inkomstenderving tot aan de pensioneringsdatum. Anders gezegd: deze werknemer mocht er bij een ontslag financieel niet beter van worden dan wanneer hij tot aan zijn pensioendatum had kunnen doorwerken.

Recentelijk heeft de Hoge Raad zijn oordeel geveld over de vraag of een vergelijkbare regel ook geldt voor de huidige transitievergoeding. De casus was als volgt: de arbeidsovereenkomst van een werknemer werd middels een van het UWV verkregen ontslagvergunning opgezegd tegen 23 augustus 2016 wegens langdurige ziekte. Op 30 april 2018 bereikte deze werknemer de AOW-leeftijd. De werknemer vorderde de volledige transitievergoeding, terwijl de werkgever van mening was dat een volledige transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De werkgever wenste dat een vergelijkbare regel als de bovenvermelde regel uit de Kantonrechtersformule werd toegepast.

De Hoge Raad baseert zich op de wetsgeschiedenis en overweegt dat daaruit blijkt dat de wetgever heeft gekozen voor een abstract en gestandaardiseerd stelsel, waarin de voorwaarden voor het recht op een transitievergoeding en de regels voor de berekening van de hoogte daarvan, nauwkeurig in de wet zijn omschreven. In dat stelsel wordt geen rekening gehouden met andere dan de in de desbetreffende wetsartikelen vermelde omstandigheden. Kortom, er is sprake van een abstract en gestandaardiseerd karakter van de regeling van de transitievergoeding en de wetgever heeft zich terdege gerealiseerd dat dit karakter ertoe kan leiden dat een werknemer die kort voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd wordt ontslagen, recht heeft op een transitievergoeding die hoger is dan het loon dat hij zou hebben ontvangen wanneer hij in dienst zou zijn gebleven. De keuze van de werkgever om deze werknemer zo kort voor zijn pensioen (in welk geval zijn arbeidsovereenkomst was geëindigd zonder dat deze werknemer recht had op een transitievergoeding) te ontslaan, was op zijn zachtst gezegd een ongelukkige (lees: dure) keuze.

Gelukkig kan deze werkgever straks een beroep doen op de nieuwe compensatieregeling die op 1 april 2020 in werking treedt en op grond waarvan werkgevers worden gecompenseerd voor transitievergoedingen die zij aan langdurig zieke werknemers hebben betaald. Ik verwijs daarvoor naar de bijdrage in deze rubriek van mijn kantoorgenote Joëlle Linders van  21 september 2018.